ZEEWOLDE - Harm Gerssen was van 1994 tot 1998 raadslid en wethouder voor het CDA in de gemeente Zeewolde. Tot 2002 was hij daarna nog ‘gewoon’ raadslid. Zo zullen veel Zeewoldenaren hem ook nog wel kennen. Wat minder bekend is, is dat Harm ‘op’ Urk werd geboren. Hij was gedurende de bezettingsjaren nog maar een klein jongetje, maar dat wil niet zeggen dat hem niets is bijgebleven uit die tijd.
Harm Hendrik Gerssen werd op 20 november 1938 geboren als oudste kind uit het gezin van Pieter Gerssen en Betje van Willigen. Vader Pieter was opzichter bij de Zuiderzeewerken en werkte bij de baggermolens. Harm herinnert zich dat nog heel goed. “In de oorlog mocht ik weleens met vader mee in een vlet, van waaruit de contouren werden uitgezet voor de vaarten en kanalen in de gedeeltelijk drooggevallen polder.” Harms moeder Betje was huisvrouw. “Dat hoorde in die tijd zo op Urk”, merkt Harm fijntjes op. In 1942 was Betje opnieuw zwanger. “Ze moest verschillende keren naar het R.K.-ziekenhuis in Zwolle in verband met zwangerschapsproblemen. Mijn zusje Jannetje werd geboren met wat ze toen een waterhoofd noemden en moest direct worden vervoerd naar het Academisch Ziekenhuis in Groningen. Er werden nieuwe experimenten uitgevoerd, maar helaas overleefde Jannetje die niet. Ze overleed in juli 1942, één maand oud.” Door de vele contacten met en in het ziekenhuis, zoals die met de dames Waanders (van de bekende boekhandel in Zwolle), kreeg vader Gerssen te maken met het ondergrondse radioverkeer vanuit de kelders van het ziekenhuis. “Zodoende verzorgde hij op het gebied van voedselvoorziening de visaanvoer vanaf Urk op de fiets naar Zwolle, vanwaar het weer verder getransporteerd werd naar het kamp Sint-Michielsgestel, waar de Duitser veel intellectuelen en geestelijken gevangen gezet hadden.” Over het kamp verscheen na de oorlog een gedenkboek. Harm vertelt: “Twee priesters, van wie er één Waanders heette, kwamen het boek op Urk bezorgen. Wij liepen met de beide geestelijken over het voormalige eiland en hadden veel bekijks, want de meeste Urkers hadden nog nooit een priester in een habijt gezien.”
Wat eveneens indruk op de jonge Harm maakte, was het met een paar neven op zolder luisteren naar de Engelse zender, waarop koningin Wilhelmina te beluisteren was via ‘Radio Oranje’. “We werden echter verraden. Er kwamen Duitsers met getrokken pistolen en stinkend naar drank ons huis binnen. Ze vorderden de radio. Toen er een pistool op het aanrechtje werd gelegd en er een dreigement volgde, begon ik te huilen. Een tweede soldaat, waarschijnlijk een Oostenrijker, zei dat ze mijn vader niets zouden doen.” Vader Gerssen vroeg zich ondertussen wel af wat de Duitsers nog meer van hem wisten. Hij dook daarom onder op de zolder van een bakker op Urk. Na enkele weken zag Harm zijn vader terug. “Een astrante tante ging naar de Duitsers en vroeg wat ze nu eigenlijk van haar broer moesten. Daar bleek van de invordering van de radio echter helemaal niets bekend te zijn. Die radio stond trouwens later te spelen bij een moffenmeid. Ja, die had je op Urk ook. Maar goed, mijn vader kon weer tevoorschijn komen en daarna ging hij weer verder met zijn visvervoer.”
Voor Harm was de oorlog al met al een avontuurlijke tijd, vooral omdat er altijd ‘Waffenboten’ in de haven lagen. “Daar gingen wij als kinderen op bezoek. We mochten alles zien, terwijl de bemanning met ons speelde. Ook haalde ik met een paar grotere jongens met mijn grote slee regelmatig voedsel op bij die boten, zoals brood, fruit en snoep. Mijn grootvader wilde dat brood, ‘Kuche’, niet, want hij bakte zelf brood.” Het was echter wel oorlog en ook dat realiseerde Harm zich heel goed. “Er waren vele luchtgevechten boven zee, maar wij zaten op Urk wat dat betreft op voldoende afstand.”