ZEEWOLDE - Wat deed u gedurende de oorlogsjaren ’40-‘45? Kunt u zich de bevrijding nog herinneren? Deel 6: Sam van der Meer (90).
Mobilisatie
Sam van der Meer werd in maart 1930 geboren in een Amsterdams ziekenhuis. Z’n vader was op dat moment boer in Vijfhuizen (Haarlemmermeer). Vanwege de crisis moest de familie Van der Meer twee keer verhuizen, eerst naar Fijnaart en later naar Zuidland. Sam herinnert zich 28 augustus 1939 nog heel goed. De mobilisatie was afgekondigd en dat had gevolgen voor hem en zijn familie. “Mijn moeder had met de bakker afgesproken dat die haar en haar toen nog drie kinderen voor een middagje naar het strand van Oostvoorne zou brengen. Bijna niemand had in die tijd een auto, maar onze bakker bezorgde het brood achter in de polder met een oud Fordje. Auto schoongemaakt en dat was de taxi. Wij waren verrukt, nooit eerder waren we met een auto weg geweest en dan nog wel naar het strand! Maar het lot besliste anders, de bakker vertelde dat de mobilisatie was aangekondigd en we gingen niet. Moeder was aangeslagen en haar broer moest ook nog onder de wapens.” In mei 1940 brak de oorlog uit. Het centrum van Rotterdam werd platgebombardeerd. Sam ziet de puinhopen nog voor zich. “Zuidland lag maar 30 km verderop. Ik weet nog dat ik later met mijn moeder naar overgebleven winkelpanden tussen de puinhopen ging. We kwamen met eten en wilden dat ruilen voor kleding. De poffertjeskraam stond er nog wel en ik weet nog hoe lekker ik de poffertjes vond.”
In 1942-’43 werden de polders rond Zuidland onder water gezet. Zodoende kon er een verdedigingslinie worden aangelegd, die eventuele aanvallen vanuit zee moest opvangen. Mijn vader kon met materiaal en personeel in Oosteinde in West-Brabant weer aan het werk in een ruilverkaveling. Sam was intussen in de eerste klas van de mulo blijven zitten en kreeg ook nog hepatitis B (geelzucht). “De boerderij was voor mijn broer bestemd. Ik was volgens mijn vader meer een man van de wereld. Geld had hij niet, ik moest het zelf maar regelen. Dat was het beste wat ik mocht verwachten, zelf denken en zelf dingen regelen, dat zat in mijn genen.” Herfst 1944 beleefde Sam een angstig avontuur. Op een middag hielp hij zijn vader bij de ruilverkaveling. “Er was een regeling dat mensen aardappelen konden krijgen om de hongersnood te lenigen. Je zag hele kolonnes mensen met een oude kinderwagen of ander karretje om een zakje aardappelen te halen. De aardappelen lagen in kuilen op het land, daar krioelde het dan ook van de mensen. Ik vond dat natuurlijk wel interessant, totdat er een paar Engelse straaljagers naar beneden doken en boven ons begonnen te schieten met hun mitrailleurs. Ik dacht op dat moment werkelijk dat ik het niet zou overleven. Ik was achter een aardappelkuil gaan liggen in de hoop dat dit enige bescherming zou geven. Na de beschieting draaiden de straaljagers en schoten ze opnieuw. Maar het viel mee, geen mens werd geraakt. Ze schoten zo bleek ook niet op ons, maar op een paar binnenvaartscheepjes een eindje verderop.”
Vriendschap
September 1944 was de maand van Operatie Market Garden, na de Slag om de Schelde de grootste gevechtshandeling op Nederlands grondgebied tijdens de Tweede Wereldoorlog. “De lucht zag zwart van de vliegtuigen”, weet Sam nog. “Het straalde de kracht uit van de geallieerde legers en daar genoten wij van. Nu besef ik dat deze vliegtuigen vol zaten met jonge jongens, soms nog geen 20 jaar. Zij werden gedropt in de Slag om Arnhem om hangend aan een parachute als schietschijf te dienen voor de hen opwachtende Duitsers. Een zwarte bladzijde in de geschiedenis.”
Op 28 oktober 1944 vertrokken de Duitsers uit Oosteind, een dag later kwamen de Engelse tanks het dorp binnenrijden. Pa en ma Van der Meer en hun vijf kinderen zwaaiden voor hun huis. “Diezelfde avond kregen we een paar Engelse soldaten die bij ons gestationeerd waren met hun tank op de koffie en dansten we de Hokie Pokie met ze. Later kwamen er Polen, die weer door andere Engelsen werden vervangen. Mijn moeder heeft de jonge soldaat Mails Fitzmaurice zo’n beetje als kind in huis genomen. De vriendschap is tot nu toe gebleven. Mails en zijn vrouw zijn overleden, maar met hun zoon heb ik nog contact.” In zijn herinneringen herbeleeft Sam allerlei oorlogsgebeurtenissen. “Ik moet zeggen dat dat terugdenken me meer doet dan ik dacht. De waanzin van een oorlog door domme mensen vanuit kromme ideeën.”

