Zeewolde Actueel

Vrijdag, 22 augustus 2025

Uw huis-aan-huis nieuwsblad met het laatste nieuws uit Zeewolde

Rotterdammer Wim van Kasteel verbleef tijdens Hongerwinter in Drenthe

Rotterdammer Wim van Kasteel verbleef tijdens Hongerwinter in DrentheRotterdammer Wim van Kasteel verbleef tijdens Hongerwinter in Drenthe
Redactie: Mannes Schoppink

ZEEWOLDE - Wat deed u in het laatste oorlogsjaar? Kunt u zich de bevrijding nog herinneren? Wim van Kasteel geeft deze week de aftrap van een serie verhalen over wat er 75 jaar geleden gebeurde. Hij werd op 10 december 1931 geboren te Rotterdam en is sinds 2002 Zeewoldenaar. Als ‘bleekneusje’ ging hij de zomer na het bombardement op zijn stad naar een pleeggezin in Nijmegen. In latere oorlogsjaren beleefde hij zulke ‘vakanties’ in Drenthe. In de Hongerwinter ging Wim voor langere tijd naar Drenthe.

"Toen mij die vraag werd gesteld, kon ik daar meteen een antwoord op geven, omdat die maand in de Oorlogswinter 1944-‘45 - en specifiek de 18e januari 1945 - een dag was, die mij altijd is bijgebleven…

Ik ben Wim van Kasteel, geboren op 10 december 1931 in Rotterdam, opgegroeid in een liefdevol gezin met vader, moeder, broer Henk, vier jaar ouder dan ik, zus Ans twee jaar ouder dan ik, en broer Cees, 8 jaar jonger dan ik.

Wanneer de Tweede Wereldoorlog in mei 1940 uitbreekt, worden wij al direct geconfronteerd met het bombardement op Rotterdam op 14 mei 1940, waarbij de Duitsers de weerstand van het leger proberen te breken en dat lukt ook: de regering capituleert de dag daarop.

Alhoewel ons huis en gezin gespaard blijven, is het een gebeuren dat je als kind van negen jaar terdege aangrijpt.

We zijn van huis uit gereformeerd en de kerk regelt datzelfde jaar een zomervakantie voor ons Rotterdammertjes - ook wel bleekneusjes genoemd - en we (Henk, Ans en ik) worden bij lieve pleegouders ondergebracht in Nijmegen. Op zich al een belevenis om op vakantie te kunnen gaan.

Cees (van 1939) is nog te klein en blijft thuis.

In 1941 huren mijn pleegouders uit Nijmegen een zomerhuisje in Katwijk aan Zee en ook daar ben ik welkom: een strandvakantie, wat een luxe!

In 1942, wanneer we van de oorlog steeds meer ellende ondervinden, organiseert onze kerk een zomervakantie voor de jeugd naar Drenthe, broer Henk komt in Schoonlo, Ans en ik in Zwinderen.

Alle drie bij jonge boerengezinnen, waar volop te eten is en waar we als Rotterdammertjes van het boerenleven mogen leren en genieten.

De treinen rijden dan nog en we mogen ook in andere vakantieweken terugkomen, waar we natuurlijk dankbaar gebruik van maken…..

Als we in de zomer van 1944 weer in Drenthe op vakantie zijn geweest en alle drie de andere dag terug zullen gaan naar Rotterdam, slapen we die nacht gemakshalve bij de pleegouders van Ans, waar we dan zullen worden opgehaald.

Midden in de nacht worden we wreed in de slaap gestoord door NSB’ers die op zoek zijn naar twee inwonende boerenzonen, die zich niet hadden gemeld voor verplicht werk in Duitsland en nu van hun bed gelicht worden. Ze worden gearresteerd en meegenomen. Onze koffertjes, die klaar staan voor vertrek naar Rotterdam, worden opengebroken en gecontroleerd op voedsel, want etenswaren meenemen voor thuis is verboden….

De boerin van Ans is zo van streek nu ze twee van haar zonen - harde werkers op de boerderij - gaat missen, dat ze vraagt aan zus Ans of ze alsjeblieft wil blijven. Een moeilijke beslissing voor een meisje van 15 die daar ja of nee op moet zeggen (overleg met thuis is niet mogelijk), maar ze blijft!

Achteraf een gunstige beslissing, want zij wordt gespaard voor de Hongerwinter en haar distributiebonnen, waar nog spaarzaam wat voedsel op kan worden verkregen, kunnen in Rotterdam voor de overige gezinsleden worden ingezet.

De Spoorwegstaking van september 1944 (oproep van de Nederlandse regering in ballingschap) leidt er toe, dat de voedselvoorziening ernstig in gevaar komt en met name het Westen van Nederland lijdt onder de Hongerwinter.

Het werd een hele zorg voor m’n moeder om elke dag nog wat eten op de bordjes te krijgen.

Inmiddels zat ik op de MULO (wat nu MAVO is) en regelmatig spijbelde ik, om met een vriendje of m’n moeder er op uit te trekken naar boeren in de wijde omgeving van Rotterdam om nog wat aardappelen of iets anders eetbaar te kunnen kopen.

Alles lopend, want een fiets had je niet en wanneer je die had, werd die onderweg door een Duitse soldaat afgepakt…

Veel leerde je niet meer op school. Ook onderwijzers moesten verplicht in Duitsland gaan werken, doken onder en/of gingen in het verzet (de Ondergrondse) en met de honger in je lijf is het ook slecht leren.

En nu komt het:

Als ik op de bewuste dag, donderdag 18 januari 1945, om half negen naar school ga, loop ik langs onze Bergsingelkerk en zie daar een open vrachtwagen, waarin een aantal kinderen, die ik van vroegere vakanties naar Drenthe herkende….

Een kerkelijke commissie had die vrachtwagen (voortbewogen door een ‘houtgasgenerator’, want benzine was er niet meer) kunnen charteren in een poging om in Friesland aardappelen te halen.

Op de heenweg konden dan kinderen worden meegenomen voor plaatsing in de voor hen bekende gastgezinnen (van leren kwam toch niets meer).

Het was ons bekend, dat die mogelijkheid zich zou kunnen voordoen en mijn moeder had mij daar voor opgegeven, maar om onbegrijpelijke redenen was ik niet getipt….

Huilend ben ik teruggerend naar huis: m’n moeder was zeer kordaat, pakte een regencape (een koffertje hadden we niet), deed daar wat onderbroeken, hemdjes en kleren in en rende met mij richting de vrachtwagen en zette mij - zonder enige toestemming te vragen (om niet te worden afgewezen ) - in de auto.

De reis was gevaarlijk, alles wat nog voortbewoog werd vanuit de lucht in de gaten gehouden en door de oprukkende geallieerden beschoten. Tot twee keer toe hebben we in een greppel moeten schuilen, maar die bewuste donderdag zijn we voorbij de IJsselbrug in Zwolle gekomen.

Ik vroeg mij toen wel af, wanneer ik mij als ‘verstekeling’ zou melden en waar en wanneer ik eruit zou moeten, om niet in Friesland te belanden.

In Zwolle werden we ondergebracht voor de nacht in een soort grote markthal. We sliepen in het stro.

’s Ochtends heb ik mij gemeld en tot mijn grote geruststelling had men begrip voor mijn situatie.

In Hooghalen (Drenthe) werd ik met nog enkele kinderen gedropt. Die nacht mocht ik slapen in het gezin van een plaatselijke politieagent, die een boerenkar met paard regelde om ons de andere dag

door te brengen naar onze gastgezinnen verderop in Gees, Zwinderen en ik bij mijn pleegouders Hendrik en Lamina Hidding op de ‘Sombroeken’. Ik moest daarvoor nog wel enkele kilometers in de vrieskou over een zandweggetje lopen, maar dat zandweggetje heeft ons later veel narigheid bespaard.

De Hiddings waren uiteraard niet van mijn komst op de hoogte - alles was zeer onverwachts gebeurd en telefoneren of brieven schrijven was niet meer mogelijk - maar de hereniging was emotioneel en hartelijk.

Wel vertrouwde Lamina mij toe, dat ik niet de enige ‘logé’ was: twee - soms drie - onderduikers, die weigerden in Duitsland te werken, waren bij hen ondergebracht, met alle risico’s van dien.

Een ondergedoken Joods meisje (Els) was om veiligheidsredenen net naar een ander adres vertrokken….

Ze hadden zelf drie opgroeiende kinderen en ik moest wel beloven voor de hele club de aardappelen te schillen! Was geen probleem, alleen al dat er aardappelen waren, was voor mij een hele geruststelling!

Nauwelijks een week later (denk ik) komt ma met broertje Cees, die dan nauwelijks zes jaar is met zo’n zelfde auto ook naar Drenthe. Ze worden liefderijk opgevangen door de dames Heeling op een Saksische boerderij in Gees en die dames zijn maar wat blij dat hun logeerkamer nu bezet is en niet door Duitse soldaten kan worden opgeëist.

Als ma wat bijgekomen is van haar reisavontuur wil ze terug naar Rotterdam om weer de zorg op zich te nemen voor pa en broer Henk (die inmiddels 17 is en ook moet onderduiken).

Haar terugkomst wordt haar onmogelijk gemaakt: de bezetters blazen de brug bij Zwolle op, maar ma mag bij de dames Heeling blijven.

Lichtpunt: ze hebben in Rotterdam er weer twee voedsel-distributiekaarten bij!

Er breekt dan een moeilijke tijd aan: de Hongerwinter komt op z’n hoogtepunt.

Mensen, die toch nog kans zien uit het Westen op fietsen met houten banden Drenthe te bereiken om voedsel te halen, vertellen de meest afschuwelijke verhalen: “De mensen liggen door de honger dood langs de straat!”

Geen prettige gedachte als je dan geen enkel contact meer hebt met je pa en broer en je voor het ergste moet vrezen. Ik heb wat heimwee gehad….

Inmiddels gaat het leven op de boerderij z’n gangetje. Het is bijzonder interessant om het boerenleven als een stadsjongen mee te maken, maar ook spannend!

Er is een koe ‘tochtig’ en moet naar de stier en wel voor een traditionele dekking. De onderduikers mogen hun gezicht niet laten zien in het dorp, dus wordt er besloten dat ik het avontuur maar moet aan gaan. Een probleem: de seksuele voorlichting is in ons gezin wat achter gebleven en ik weet niet wat de koe (en mij) overkomt…..

Bij terugkomst staan twee grijnzende onderduikers mij op te wachten, die alle saillante details van mij willen weten.

Gelukkig word ik door mijn pleegmoeder Lamina in bescherming genomen……

Natuurlijk is er elke dag dreiging dat NSB’ers komen controleren of er onderduikers te ontdekken zijn. Het reeds genoemde lange zandweggetje geeft uitkomst: al van ver kun je fietsers aan zien komen en mijn pleegvader Hendrik zit ’s avonds dan ook constant op de uitkijk en dat is maar goed ook. Op een late avond ziet hij vijf fietsers (met lantaarns) aankomen. De onderduikers vliegen achter het huis in het donker weg naar hun schuilplaats - een plaggenhut – dat is ingegraven in een heideveldje. Ik word naar bed gestuurd en moet mij slapende houden.

Het zijn inderdaad gevreesde ‘landwachters’, die - na de bevrijding - doodleuk beweerden (met hoop op strafvermindering) dat zij echt wel van de onderduikers afwisten…..

Op 6 april 1945 wordt Coevorden bevrijd door de First Canadian Army. Hemelsbreed is dat dichtbij ‘ons’ en alhoewel we nog in bezet gebied zitten, gaan de onderduikers met mij achterop op gammele fietsjes daar de bevrijding vieren! Een gewaagd avontuur, maar het lukt.

Ik krijg m’n eerste sigaret door een Canadees toegeworpen en rook die heel stoer op. Vind er eigenlijk niet veel aan…

Pas begin juni is er een mogelijkheid om terug te keren naar Rotterdam. We kunnen een firma in Sleen vinden die ons tegen vergoeding van 200 gulden per taxi (met ‘houtgasgenerator’) naar Rotterdam wil brengen. M’n moeder stemt toe, in de hoop dat pa en broer Henk nog in leven zijn en dat pa de nota voor ons kan betalen…..

Ter hoogte van Amersfoort breekt de achteras van onze taxi: daar staan we dan! De chauffeur is ten einde raad, maar wil in ieder geval 100 gulden beuren: begrijpelijk, maar voor ons onmogelijk om ter plekke af te rekenen, we zullen dit na thuiskomst goed maken.

We hebben grotendeels liftend, deels lopend ons ouderlijk huis uiteindelijk kunnen bereiken en tot onze grote opluchting deden pa en broer open, zodat we konden worden herenigd.

Door de jaren heen zijn we bijzonder dankbaar geweest en gebleven: wat zijn we goed opgevangen bij de families in Drenthe. Mijn pleegouders zijn al geruime tijd overleden, maar met Hendrik Hidding jr. (die ik nog in de kinderwagen rondgereden heb) en zijn vrouw Margriet hebben wij nog steeds contact."