Het systeem van afval inzamelen gaat veranderen. We lopen straks met de hele buurt naar een ondergrondse container. De grijze bak moet worden ingeleverd, zodat die met pensioen kan. De grijze was toch de eerste van alle bakken die later zouden volgen. Ik weet nog goed dat hij werd geïntroduceerd. Dat was in 1990. Alle afval werd er in geknikkerd, van scheiden had nog niemand gehoord. Toch was de grijze bak het begin van een heel nieuw tijdperk. Het Oogstfeestcabaret wijdde er destijds een speciaal nummer aan, ‘Klep dicht’ geheten. Er stonden zes van die grijze jongens op een rij en in elk ervan zat een al even grijze speler. Een van de ‘cabaretters’, zoals we onszelf noemden, was ik. Bij het refrein moesten we gaan staan, waarbij de klep dan werd geopend, net als bij een duveltje uit een doosje. We oefenden in de botenloods aan de Strandweg en daar kon het in oktober al aardig koud zijn. Na afloop van het nummer hesen we ons op om uit de bak tevoorschijn te komen en ons voor te bereiden op het volgende lied of nieuwe sketch. Eén keer ging dat fout. Ik wilde uit de bak klimmen, maar doordat ik mij aan de rand opduwde kwam er te veel gewicht achterop de bak terecht en kantelde deze. Met mijn linkerhand probeerde ik een harde landing op koude tegelvloer te voorkomen. Dat lukte, maar mijn pols was er niet zo blij mee. De hele verdere avond hield ik een zeurende pijn en van het oefenen kwam voor mij niet veel meer terecht. De volgende ochtend was de pijn nog erger geworden. Ik belde dokter Hendrik Jan Vunderink op, die de vorige avond zelf ook als speler in een van de bakken had gestaan. ‘Vun’ wist niet zeker of de pols gekneusd of gebroken was. “Ik denk dat er iets gebroken is, ga maar naar Harderwijk,” adviseerde hij mij. In het St. Jansdal werd geconstateerd dat ik mijn middenhandsbeentje had gebroken en kreeg ik er voor drie maanden gips omheen. Terug in Zeewolde kwam ik de dokter tegen. “En?” keek hij mij aan. “Gebroken,” zei ik een beetje terneergeslagen. “Yes!” was de opgetogen reactie van de huisarts. Hij had inderdaad de juiste diagnose gesteld, maar ik had ‘m wel een klap met mijn gipsen hand willen verkopen. Ik hield het maar bij: “Hou je klep toch dicht!” Op de avond van de eigenlijke uitvoering stonden alle spelers uit voorzorg achter de grijze bak en niet meer erin. Ik kreeg van alle kanten complimenten en vooral dat het gips er zo goed bijpaste. Alsof het allemaal zo van tevoren was bedacht… Ik ben in de jaren erna nooit weer in de grijze bak gekropen. Ik had er niks te zoeken en er was trouwens ook zelden ruimte voor. Regelmatig als ik de bak op dinsdagavond naar de weg bracht, had ik weer even een pijnlijke herinnering, die echter altijd werd afgesloten met een glimlach. De ‘grijze’ doet straks geen dienst meer. Hij mag na bijna dertig jaar zijn klep voorgoed dichthouden.