Ik moet van de andere kant van het gebouw komen. Op de gangen is het druk. Heel druk. Er moeten honderden leerlingen op hetzelfde moment van lokaal wisselen.
Middelbare scholieren hoeven geen anderhalve meter afstand te houden. Maar docenten wel. En aangezien ik geen hoepelrok van drie meter doorsnee aan heb, is er geen afstand. Dus ga ik wat eerder of later uit m’n lokaal. Dan mis ik de hoos.
Ik koos voor later, en ben nu wat laat.
De klas, een havo 4, zit al. Ik installeer mijn laptop. Schakel de iPad in op teams omdat er vier leerlingen thuis les krijgen. Ze zijn verkouden en mogen niet naar school. Ik wil die vier leerlingen thuis even begroeten en uitleggen wat ik deze les ga doen. Maar ze komen niet online. Zijn vast aan het uitslapen.
Ik kijk eindelijk de klas in. “Mevrouw?” “Ja?” “Ik heb een vraag.”
Een vrolijke jongen kijkt me aan: “waar wordt u echt gelukkig van?”
“Van op vakantie gaan met m’n gezin”, antwoord ik. “Oh, ja”, reageert een andere jongen: “en dan de avond voordat je weggaat kun je amper slapen van de voorpret.” Ik krijg meer leuke reacties: “Ik word gelukkig van een voldoende voor een proefwerk als je hard hebt geleerd.” “Van heel erg verliefd zijn.” “Van eten.” “Als m’n moeder zegt dat zij m’n kamer wel wil opruimen.” Gelach.
“Van nieuwe afleveringen van m’n serie.” “Van Sinterklaas vieren.”
Een stil meisje vooraan zegt opeens: “ik weet het… als ik ’s morgens uit mijn raam kijk en het heeft gesneeuwd.” Dat beamen we allemaal.
Ik kijk de klas eens rond. Hier word ik nou gelukkig van, bedenk ik me. Van een stel leuke pubers en een gezellig gesprek.
Inmiddels is er nog meer tijd verstreken. Ik sommeer ze om hun laptop open te klappen. Eén van de jongens staat opeens naast m’n bureau. Een lieve, stille jongen met Asperger. “Eh, mevrouw, ik snap het niet helemaal meer; dat verhaal over gelukkig zijn, bij welk hoofdstuk hoort dat nou?”Ik vertel hem dat dat nergens bij hoort, dat dat gewoon een spontaan gesprek was.
Hij kijkt me aan en als de betekenis van mijn woorden tot hem is doorgedrongen, zegt hij ferm: “nou, van zulke nutteloze gesprekken word ík dus helemáál níet gelukkig.”