“Mevrouw, moet u horen.” Ik luister, het is pauze. “Ouders zijn echt zo stom, zij snappen nooit wat.”
Ik kijk haar vragend aan, en ze gaat verder: “Als verrassing heeft mijn moeder mijn slaapkamer een make-over gegeven. Ze heeft alles lichtblauw met lichtgroen geverfd en alles van de muren afgehaald. Echt! Mijn foto’s, posters, briefjes. Alles. Dat groen is walgelijk. En die posters zijn weg en mijn foto’s ook!” Een stortvloed van woorden. “En toen was ik natuurlijk boos. Dat dóe je toch niet. Zonder dat ik het wist. Het is toch míjn kamer.”
Ze heeft een rood hoofd van frustratie en begint steeds harder te praten: “en toen werd zij boos. Ze zei dat ik een ondankbare hond was en dat zij er geld in had gestoken. En dat ze het bij mij nooit goed kon doen. En toen pakte ze mijn tas en gooide mijn kleren erin en zei dat ik dan maar bij mijn vader moest gaan wonen.”
Er komen twee dikke tranen.
“Maar ik wil helemaal niet naar mijn vader, want daar woont die heks.” Heks? “Ja, zijn nieuwe vriendin, en die is echt gemeen.”
Ik snap die moeder. Ze had het zo leuk bedoeld. Een verrassing voor haar dochter waar ze zoveel energie in had gestoken. En dan zegt de dochter niet eens dankjewel. Maar wat onnadenkend om dit niet te overleggen met dochterlief die helemaal niet van groen houdt en nu alle zorgvuldig uitgezochte en opgehangen foto’s zomaar moet missen. Ze is zestien! Zestienjarigen houden meestal niet van dit soort acties. Had dit nou samen met haar gedaan.
En nu staat ze op straat.
“Ik vind het lastig”, zeg ik, “want ik kan je moeder niet zomaar opbellen om haar te vertellen hoe ik er over denk. Maar is er niet iemand waar je moeder het goed mee kan vinden?” “Ja, oma.” “En kun jij ook goed met oma?” “Jawel.” “Zullen we haar vragen om te helpen?”
Die middag, na schooltijd bellen we oma. Ik krijg een begripvolle vrouw aan de lijn. Zij snapt het en belooft om moeder te bellen. Dochterlief slaapt voorlopig bij een vriendin.
Na vier dagen krijg ik een appje met een foto: haar kamer is nu blauw met wit.